Conformisme

01 september 2021

“… En doordat mensen zo onzeker zijn is het conformisme groot: zo wil ik nooit worden. Want als je je vastlegt in iets wat je niet bent, raak je jezelf kwijt en haal je niet uit het leven wat eruit te halen valt.” Bas Heijne, interview Volkskrant magazine, zaterdag 27 maart 2021.

 

Deze uitspraak van Bas Heijne raakt me. Waarschijnlijk omdat ik van mezelf vind dat ik mezelf zo snel conformeer aan de ideeën, wensen of behoeftes van anderen. Het laat me nadenken over de vragen: waarom doe ik dit eigenlijk, wat heeft het me gebracht om me te conformeren en wat heeft het me gekost? Mijn neiging om me aan te passen zit in de behoefte om aardig gevonden te worden en om erkenning te krijgen, of anders gezegd: het vermijden van de angst voor afwijzing. Of dat alleen te maken heeft met onzekerheid, vind ik wat kort door de bocht. Er zijn meer factoren die deze behoeftes aangewakkerd hebben. Dat leidt er soms toe dat ik in een fractie van een seconde van een ander denk te weten waar zijn/haar/hen behoefte aan erkenning ligt en ik bij mezelf de neiging voel opkomen om op dat punt onmiddellijk de ander tegemoet te komen. 

 

Mijn conformisme helpt me om als mens aardig gevonden te worden: mensen voelen zich gezien en erkend in wie ze zijn. Mijn conformisme helpt me ook om voor veel plannen en ideeën enthousiast te worden, vrienden te hebben en me makkelijk bij groepen aan te sluiten.

 

Er is ook een prijs: laat ik mijn stem wel altijd horen, zeker als ik een andere mening heb? Weet ik nog wel goed waarvoor ik sta, wat mij onderscheid en wat ik te brengen heb? Op deze en nog meer vragen kan ik niet altijd volmondig ja zeggen. Er waren tijden dat ik mezelf echt kwijt was en niet meer wist wat ik eigenlijk te vertellen, te zeggen of te brengen had. En is het kiezen van de onzekere positie, de aardige positie niet ook een prima manier om oordelen van anderen over mezelf te vermijden? Is de angst voor afwijzing, tekortschieten of falen niet de belangrijkste trigger om me te conformeren aan de norm of gedachtes van anderen?

 

Laatst keek ik de 2doc documentaire over Boudewijn de Groot, kom nader. Er is een scène waarin studenten van (ik denk) de kleinkunstacademie het lied: Meneer de President uitvoeren terwijl hij luistert en kijkt. Het was een erg geëxalteerde uitvoering en als kijker had ik er niet zo’n positieve mening over. Ik vroeg me direct af hoe Boudewijn de Groot hierop zou gaan reageren. Best vaak heb ik als professionele theaterkijker in dezelfde positie gezeten en voelde ik mezelf vaak al tijdens de voorstelling ongemakkelijk bij het idee dat ik na afloop wat moest zeggen en vinden. Boudewijn de Groot zei niets aardigs of onaardigs, maar begon te vertellen wat voor hem belangrijk was bij het uitvoeren van een lied. Hij kwam ze niet tegemoet door erkenning te geven aan hun (mogelijke) behoefte en dat voelde voor mij als kijker als pijnlijk en confronterend. Als je iets gemaakt hebt wil je toch het liefste horen wat de ander daarvan vindt. 

 

Ik heb grote bewondering voor mensen die dat kunnen en als ik dat bij Boudewijn de Groot zie, dan voel ik mezelf te kort schieten doordat ik weet dat ik geneigd ben een aardige, soms niet oprechte, positieve insteek te kiezen, waarmee ik tegemoetkom aan een door mij vermeende behoefte van de ander. Maar Boudewijn de Groot is Boudewijn de Groot, al bijna 50 jaar een van de belangrijkste singer-songwriters van Nederland en die kan het zich, vanuit die rol/ positie, permitteren om zich niet te conformeren. (Althans, dat denk ik dan, want wie weet wat er in zijn hoofd omgaat.) En wie ben ik om de ander niet tegemoet te komen? 

 

En hier is het onderscheid tussen mijzelf als persoon en mijzelf in rol interessant. In sommige rollen is het gemakkelijker om mezelf te uiten, dan vraagt de rol mij om me uit te spreken. Bijvoorbeeld in de rol van coach zeg ik dingen tegen mensen die ik in de kroeg nooit zou zeggen. 

 

Er gebeurt ook iets anders in mijn gedachten. Direct na mijn bewondering over hoe Boudewijn de Groot dit doet, start er een intern proces waarin ik iets van zijn gedrag vind. Ik heb een oordeel over hem en over zijn karakter: onmogelijke man, maakt geen contact, rotvader, etc. etc. Conclusie: zo zou ik niet willen zijn.

 

Dit interne proces van mij vind ik niet zo fraai: ik plus door hij min. Kort door de bocht: het oordeel dat ik over mezelf heb verander ik in een oordeel over Boudewijn de Groot. Blijkbaar is het te pijnlijk voor mij om te zien waar ik nog wat te leren heb of dat ik het anders doe en dat ik dit op mijn eigen manier mag doen. Ik hoef niet zo te zijn zoals hij. Ik mag zijn wie ik ben.

 

Misschien zit hier ergens de sleutel naar zelfautorisatie: jezelf permissie geven om de deur naar de achterkamer van je gedachten open te zetten, bij jezelf te blijven en vanuit het diepste van je wezen ervoor te kiezen om te uiten wat je hart je vertelt en je verhaal, idee of gedachte naar buiten te brengen. Daar ergens zit de kern van het non-conformistische gedeelte waarover Bas Heijne spreekt. Het deel van jezelf waarmee je kan kiezen om jezelf in een samenleving met anderen te zien en te laten zien. Je te verbinden en te onderscheiden tegelijkertijd.